In de raad van 28 januari werd besloten over te gaan op twee vaste tarieven voor de rioolheffing. Een voor eenpersoonshuishoudens en een voor meerpersoonshuishoudens. Deze herschikking heeft grote gevolgen voor tweepersoonshuishoudens. 

De wijziging in de rioolheffing, die hiervoor gebaseerd was op het watergebruik, gaat gepaard met een stijging van 9,3% van de heffing in totaal. Maar het is vooral de overgang naar vaste tarieven die maakt dat honderden, mogelijk meer dan duizend, stellen grofweg 100 tot 150 euro meer gaan betalen aan rioolheffing. Wij schatten in dat het voor deze groep om een heffingsstijging van 50 tot 80% gaat.

Zo’n stijging is op zich al opmerkelijk, los van de draagkracht van inwoners. Ze is ronduit problematisch voor stellen die rond moeten komen van een klein inkomen, maar niet op bijstandsniveau zitten, zoals zij die leven van een klein pensioen of alleen de aow.

Een amendement van de ChristenUnie om de oude systematiek te handhaven, en alleen het tarief aan te passen, haalde het niet. GroenLinks diende daarop een verzoek in om een regeling te treffen voor de inkomens tot modaal. Want ook mensen die boven bijstandsniveau zitten, kunnen in de knel komen door een lastenverhoging in deze orde van grootte. Zo’n regeling past trouwens ook bij de oude systematiek, op basis van het watergebruik. Daarin betaalden grotere gezinnen juist meer. 

De nieuwe manier van heffen is vooral gekozen vanwege de efficiëntie. Dit op verzoek van Belastingsamenwerking Rivierenland, die de rioolheffing voor IJsselstein uitvoert. Om deze keuze verder te onderbouwen, betoogde de wethouder dat de waterafvoer uit huishoudens maar weinig bijdraagt aan de druk op het riool en een heffing op basis van het watergebruik dus niet logisch is. Die druk op het riool komt vooral door regenwater en wordt groter door het toenemend aantal zware buien.

Dit laatste, op zich prima argument, wijst op een ander kenmerk van de rioolheffing: het gaat hier ook om de kosten van klimaatadaptatie. Wij betoogden dat dit een extra reden is om stil te staan bij de verdeling van de lasten van rioolonderhoud en -vernieuwing. Want waar leggen we de lasten van de klimaatverandering neer? GroenLinks denkt dan in de richting van sterke schouders die zware lasten kunnen dragen.

Daarnaast hielden wij, zoals bijna alle oppositiepartijen, vast aan het principe ‘de gebruiker betaalt’. Wij vinden het goed om de tariefstelling te gebruiken om mensen bewust te maken van hun watergebruik. Dat kan bijvoorbeeld door hun een maandelijks overzicht te sturen van dat gebruik, zoals energiemaatschappijen dat doen. Maar ‘de gebruiker betaalt’ is ook anders in te vullen: door de rioolheffing te koppelen aan de onroerende-zaakbelasting, de ozb. Immers, hoe groter je huis en tuin, hoe meer hemelwater wordt afgevoerd van jouw terrein...

Onze motie om een regeling te treffen voor de inkomens onder modaal, haalde het niet. Wij zijn daar niet heel rouwig om. Zo’n regeling is namelijk een lapmiddel. Liever zien wij een systeem dat de lasten zo verdeelt dat iedereen ze goed kan dragen, volgens het principe: de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. Zoals het geval is in de koppeling met de ozb. Een voorstel hiervoor is echter twee bruggen te ver voor de huidige VVD-LDIJ-coalitie. Voor deze partijen is het laag houden van de ozb namelijk een kroonjuweel.

Maar wat niet is, kan komen. In de tussentijd blijven wij alert op klachten over belastingdruk – vooral van die inwoners die net buiten de bestaande inkomensregelingen vallen.